Jaren geleden, in het laatste decennium van de vorige eeuw, werkte ik in de textielfabriek “Ruga” . Ik was syndicaal afgevaardigde voor het ABVV en zetelde in het CPBW.
Tijdens één van de vergaderingen hadden we van de werknemers uit gevraagd om gratis water voor de arbeiders tijdens warme zomerdagen. Er werd overeengekomen dat er vanaf 30 graden water zou worden voorzien.
De zomer kwam. Het werd 30 graden. Maar geen water te zien.
Samen met twee militanten ene uit het ACV en ene uit het ABVV stapten we zonder afspraak het kantoor van de personeelschef binnen. Hij keek op en zei:
“Wat komen jullie doen? En dan nog met drie?”
Ik antwoordde:
“Ik kan dat water dat je beloofd hebt niet alleen dragen”.
Hij fronste
“Welk water?”
“Dat water dat beloofd is bij 30 graden.”
“Jaja” zei hij, “maar het moet wel een paar dagen zo warm zijn.”
Na wat heen en weer gepraat en geen bereidheid van de chef om water te geven, werd ik kwaad.
We vlogen buiten, met lege handen.
Mijn woede begon te borrelen.
In de gang, naast de burelen, op weg naar de werkplaats, kon ik me niet meer inhouden en riep luid over het schandalige egoïsme.
“Op de burelen hebben ze het hele jaar door water en koffie, en wij mogen fluiten naar een fles water”
Ik riep luid en kwaad over de egoïstische praktijken. En er zaten ferm wat lelijke woorden bij. Plots stonden we opnieuw oog in oog met de personeelschef.
“Wat zeg je daar?” vroeg hij.
Ik herhaalde woord voor woord alles wat ik daarnet geroepen had. Mijn twee kameraden keken verbijsterd naar mij – geschrokken van mijn taalgebruik – maar ik was razen. Ik voegde eraan toe:
“Aangezien ik verantwoordelijk ben voor het frisdrankautomaat, zal ik de werkersgewoon gratis drank geven.” Ze zullen dan zien hoe egoïstisch het beleid hier is.
Ik liep hem voorbij, ging naar de werkplaats, maakte een briefje met “gratis water” en plakte het op de automaat.
Tien minuten later kwam de chef binnen. Hij keek me aan met een giftige blik, bekeek het automaat, liep als een furie naar het einde van de werkplaats, keerde terug, keek opnieuw kwaad en stormde zonder een woord te zeggen naar buiten. De deur sloeg met een knal dicht.
Een half uur later kwam de conciërge de poort binnen gereden met de camionette. Hij deed de laadklep open: volgeladen met flessen water.
Er is daarna nooit meer over dat “incident” gesproken. Maar vanaf die dag was er altijd gratis water beschikbaar.

Plaats een reactie